Lentemanifest 2006: een beter Vlaanderen door meer Vlaanderen

Op 13 april 2006

Het Lentemanifest van 2004 (DS 2 april 2004) hield een warm pleidooi voor meer bevoegdheden op deelstaatniveau. Deelstaten worden best volledig bevoegd voor het gezondheids- en gezinsbeleid, voor wetenschappelijk onderzoek, veiligheid en de organisatie van justitie. Ook krijgt het werkgelegenheidsbeleid beter gestalte op een niveau dat economisch en sociaal een duidelijke samenhang vertoont.
De conclusie was dat meer Vlaanderen (Wallonië) nodig is om tot een beter Vlaanderen (Wallonië) te komen. De wereld verandert en wij moeten ons aanpassen. Dat geldt niet alleen voor onze sociale zekerheid en onze arbeidsmarktinstituties maar ook voor onze staatsinrichting. Bijna twee jaar later stellen we vast dat weinig of geen vooruitgang is geboekt op het institutionele terrein. Een verdere staatshervorming werd in de koelkast gestopt, maar daarmee ook de principes van goed bestuur. Tal van belangrijke dossiers zoals de nachtvluchten, het jeugdsanctierecht of het generatiepact werden te laat, niet gecoördineerd of verkeerd aangepakt. Elke overheid is er wel op een of andere manier bij betrokken, maar niemand draagt de eindverantwoordelijkheid. En omdat de eigen terreinen niet goed zijn afgebakend, speelt men graag op andermans terrein.
Het manifest van de Denkgroep "In de Warande" heeft hoofdzakelijk de sociaal-economische pijnpunten van de huidige staatsstructuur op een klare en onderbouwde manier in kaart gebracht. Het stelt onder meer vast dat de chaotische bevoegdheidsverdeling een belemmering is voor goed bestuur. De Denkgroep komt tot de conclusie dat België geen toegevoegde waarde meer heeft voor Vlaanderen.

Over die conclusie kan men van mening verschillen, maar in elk geval dringen wij erop aan dat nu wordt ingegaan op de hier geformuleerde hervormingsvoorstellen voor een aantal cruciale domeinen.
Een status-quo op institutioneel vlak dient in elk geval de overlevingskansen van België niet. We herhalen met aandrang ons pleidooi voor verdere en concrete stappen op het pad van de institutionele hervormingen. De krijtlijnen zijn getrokken in het eerste Lentemanifest. In deze versie richten we onze aandacht vooral op de overheveling van een aantal belangrijke sociaal-economische hefbomen, met bijbehorende financiering.
Defederalisering is voor ons geen doel op zich. Maar het overhevelen van bevoegdheden naar de deelstaten gekoppeld aan financiële responsabilisering kan een antwoord zijn op de problemen en uitdagingen die op ons afkomen.

Besturen dichter bij de mensen

In een mondiale samenleving zijn een goed werkend overheidsapparaat en -bestuur een belangrijk comparatief voordeel. Met de huidige staatsstructuren, bevoegdheidsverdelingen en verantwoordelijkheden dreigen onze overheden echter meer en meer tot een comparatief nadeel te worden. We hebben geen andere keuze dan verder te blijven timmeren aan de staatsstructuren en de vormen van samenwerking tussen de diverse overheden in dit land. En daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel de leidraad zijn.
Wij willen een beter en meer verantwoordelijk bestuur op de beleidsniveaus die daarvoor aangewezen zijn. Besluitvorming gebeurt best zo dicht mogelijk bij de burger, tenzij optreden op een hoger niveau doeltreffender is (met als criteria: het al dan niet bestaan van schaalvoordelen, van homogene voorkeuren of van mogelijke geografische oversijpelingseffecten). Op die manier komt er verscheidenheid waar wenselijk en mogelijk, en grotere uniformiteit waar noodzakelijk.
Ook moet het overheidsniveau dat de eindverantwoordelijkheid draagt (financiële) rekenschap afleggen. Door de tijdige publicatie van betrouwbare en relevante gegevens worden de overheden met hun neus op de feiten gedrukt. Concurrentie door vergelijking houdt de overheden bij de les (en de kassa) en maakt ze minder vatbaar voor lobby's van belangengroepen. Concurrentie door vergelijking veronderstelt evenwel dat de overheden over de instrumenten beschikken om wat gedaan moet worden, goed te kunnen doen.

Economische hefbomen naar de deelstaten

Als we economisch willen groeien en onze sociale bescherming betaalbaar willen houden, is het noodzakelijk een aantal economische hefbomen dringend over te brengen van de federale staat naar de deelstaten. Zo niet kan Wallonië zijn economische ambities nooit waarmaken en is het zoveelste reddingsplan bij voorbaat mislukt. Zo niet dreigt ook Vlaanderen achterop te raken.
De economische verschillen tussen de deelstaten blijven groot. Volgens de meest recente regionale rekeningen is er (nog) geen sprake van een snellere groei in Wallonië dan in Vlaanderen. Als Wallonië Vlaanderen op een termijn van 30 jaar wil evenaren wat betreft het bbp per inwoner, dan moet de jaarlijkse economische groei er gedurende minstens 30 jaar de helft groter zijn dan die in Vlaanderen. Het bbp per inwoner ligt in Vlaanderen immers 37 procent hoger dan in Wallonië.
Het is dan ook geen toeval dat een aantal prominente Waalse economen vorig jaar de noodklok hebben geluid. De werkloosheid in Wallonië, vooral de langdurige werkloosheid, ligt er net zoals de inactiviteitsgraad ontzettend hoog. De werkloosheid heeft er bovendien een generationele dimensie, wat in de ogen van de Waalse economen een welvaartsstaat onwaardig is. Ook het Waalse onderwijs scoort beneden het Europese niveau. De transfers vanuit Vlaanderen werken probleemverdoezelend in plaats van probleemoplossend. De transfers leiden niet tot economische groei in Wallonië en zorgen voor lagere groei in Vlaanderen.
Die transfers zullen ook niet automatisch verdwijnen zoals sommigen suggereren. Omdat Vlaanderen sterker vergrijst, denken sommigen dat er een omgekeerde transfer zal ontstaan. Maar Waalse werklozen dragen nu eenmaal niet bij tot het betalen van Vlaamse pensioenen.

Dat de vergrijzing de arbeidsmarktsituatie in Wallonië zal verbeteren, is evenmin correct. Dat berust immers op de naïeve veronderstelling dat het aantal werklozen vermindert wanneer de beroepsbevolking daalt. Dat gebeurt niet automatisch. In de Belgische context is dat zelfs onwaarschijnlijk aangezien de overgrote daling van de bevolking op beroepsactieve leeftijd zal plaatsvinden in Vlaanderen, de regio met de laagste werkloosheid.
Wallonië beschikt niet over een eigen munt. Een correctie van de loonkosten met de hulp van een devaluatie van de Waalse frank is dan ook niet mogelijk. En laten we duidelijk zijn, ook voor de federatie België inclusief Vlaanderen is het wisselkoersinstrument weggevallen.
Behalve geografische mobiliteit resten bijgevolg alleen regionale loononderhandelingen als structurele oplossing. Nu is de bestaande hoofdzakelijk unitaire loonvorming nefast voor Wallonië. De loonkosten lopen in verhouding tot de productiviteit - de loonkosten per eenheid product - uit de pas. Zo worden (buitenlandse) investeringen afgeremd. Bovendien is werken bij de overheid in Wallonië door de toegepaste lonen relatief aantrekkelijker dan in de private sector. Dat creëert een cultuur die private activiteiten en ondernemerschap ontmoedigt. In Wallonië werken dan ook in verhouding veel meer mensen in (semi-)overheidsdienst dan in Vlaanderen.

Vlaanderen en Wallonië zijn tegenwoordig voor hun sociaal-economisch beleid nog te veel afhankelijk van federale instrumenten zoals belastingen, loon- en arbeidsvoorwaardenbeleid, werkloosheidsstelsels. Dat verhindert een coherent beleid op maat van de regio. Het heeft geen zin vast te houden aan één federaal recept voor twee verschillende ziektes. Vlaanderen en Wallonië moeten zelf over de sociaal-economische beleidsinstrumenten beschikken, nodig voor een geïntegreerd beleid op maat van de regio. De vennootschapsbelasting, als instrument van economisch beleid. Het stelsel van de werkloosheidsuitkeringen als onderdeel van een werkgelegenheidsbeleid. Investeringen in spoorinfrastructuur als pijler van het mobiliteitsbeleid.
Enzovoort.
Andere hefbomen die voor onmiddellijke overheveling in aanmerking komen, zijn de volledige bevoegdheid als het gaat over onderzoek en ontwikkeling en de vormingsinitiatieven voor de (her)inschakeling op de arbeidsmarkt. Dat zal onvolmaakte oplossingen vermijden zoals nu het geval is met het zogenaamde generatiepact.

Deelstaten responsabiliseren

Het is niet meer dan normaal dat de deelstaten financieel verantwoordelijk zijn voor de gezondheidszorg. De deelstaten beïnvloeden immers mee de uitgaven in de gezondheidszorg.
Houdbare solidariteit vraagt dat de middelen efficiënt worden besteed. Onverantwoord gedrag mag niet verder worden gesubsidieerd. Investeringen in preventie daarentegen moeten lonen voor wie ze doet. Anders worden geen optimale beslissingen genomen.
Elke deelstaat organiseert best de wettelijke ziekteverzekering als een volksverzekering die een volwaardige bescherming biedt voor elkeen. We moeten hierbij vermijden dat (sommige) ziekenfondsen zich vooral bekommeren om de meest gezonde mensen of dat voor zorginstellingen enkel winstmaximalisatie voorop staat. Ook in andere sectoren zoals het onderwijs, de welzijnssector of de sociale woningbouw mag het non-profitkarakter niet verdwijnen onder Europese druk.
Het is aangewezen zo'n ziekteverzekering te financieren uit algemene middelen die de eigen deelstaat ophaalt. Het gaat immers over kostencompenserende uitgaven voor risico's van de burger, los van zijn/haar professionele of familiale status. Een verbreding van de belastbare basis kan ook arbeid goedkoper maken en bijgevolg de werkgelegenheidsgraad verhogen.
Deelstaten worden, bijvoorbeeld naar analogie met de Duitse Länder, deels gecompenseerd in geval van onvoldoende belastinginkomsten. Met die garantie van middelensolidariteit is er geen hinderpaal meer om gezondheidszorg, net zoals kinderbijslag (in het raam van een geïntegreerd gezins- en demografisch beleid), volledig op het niveau van de deelstaten te organiseren.
Kortom, een verregaande defederalisering van de bevoegdheden en financiële middelen is perfect verzoenbaar met een hoog niveau van transparante solidariteit, als die efficiënt functioneert en niet leidt tot consumptiefederalisme.

De belangrijkste argumenten voor de defederalisering houden dan ook niet zo zeer verband met de zogenaamde noord-zuidtransfers. Essentieel is dat Vlaanderen een geïntegreerd gezondheidszorgbeleid kan voeren. Het moet blijk geven van duidelijke keuzes, visie en grote bestuurskracht. Alleen zo sluiten preventieve en curatieve zorg optimaal op elkaar aan.
Ook wat het arbeidsmarktbeleid betreft, moeten de deelstaten op een verstandige manier worden geresponsabiliseerd. De deelstaten beïnvloeden immers mee de uitgaven in de werkloosheid en in de pensioenen. Zo is jeugdwerkloosheid deels terug te brengen tot een gebrekkige opleiding.
Met allerlei plannen voor tewerkstelling van jongeren koopt de federale overheid nu falende deelstaten uit. Andere financiële prikkels zijn nodig om de hervormde controle van de werklozen getrouw en overal in de praktijk om te zetten. Pas als de deelstaten financiële verantwoordelijkheid dragen voor het stelsel van de werkloosheidsvergoedingen en een onvoldoende werkwillige werkloze hun zelf geld kost, hebben ze er belang bij om de controle op de werkwilligheid ernstig te nemen. Net zo kan een betere responsabilisering van de deelstaten vervroegd uittreden van de eigen ambtenaren en onderwijspersoneel afremmen.
Ten slotte verdwijnt bij een defederalisering van de arbeidsmarkt best wat nog rest aan federale bevoegdheid inzake leerplicht.

Culturele solidariteit

Solidariteit moet voor ons ook culturele solidariteit zijn. Niet alleen solidariteit met anderen omdat ze ziek, oud, werkloos of arm zijn, maar ook solidariteit wanneer een cultuur of taal kwetsbaar is en bedreigd of geminacht wordt. Die culturele solidariteit moet zich vertalen in een versterking van het zogenaamde taalterritorialiteitsprincipe (best te combineren met een cultureel akkoord met de Franstalige Gemeenschap). Iedereen is welkom, op voorwaarde dat men bereid is zich de taal van de regio eigen te maken.
Over het statuut van Brussel moet dringend een open en positief overleg worden opgezet tussen alle partijen. Brussel mag en moet de hoofdstad worden van de talloze Europeanen en anderen die zich vanwege de internationale rol van Brussel bij ons vestigen. Maar buitenlanders mogen België niet als hun kolonie beschouwen. De gewestgrenzen moeten, veel meer dan nu het geval is, taalgrens zijn. Permanente taalfaciliteiten zijn dan ook uit den boze. Net zo is de eis tot splitsing van het kiesarrondissement B-H-V voor ons geen akkefietje. Die splitsing is de consequente erkenning van het grondgebied van Vlaanderen.

Evolutie in plaats van revolutie

Een nieuwe staatshervorming is een absolute noodzaak. We roepen de Vlaamse politici op om vastberaden te weigeren een volgend federaal regeerakkoord te onderschrijven als er geen akkoord is - met sluitende garanties - over de nodige Vlaamse bevoegdheidsuitbreiding en als het consumptiefederalisme veroorzaakt door de financiering van de deelstaten op basis van dotaties, niet wordt doorbroken. Meteen hopen wij dat die bevoegdheidsuitbreiding ook Wallonië in staat zal stellen haar economische ambities waar te maken.
Het loont meer bepaalde evoluties te begeleiden in plaats van ze tegen te houden. Het behoud van solidariteit vereist institutionele innovatie. Traditie kan ook hier niet verder zonder ambitie. We verwachten dat moedige politici nu resoluut de daad bij het woord voegen.

Ludo Abicht, Koen Algoed, Albert Baert, Raoul Bauer, Roger Blanpain, Carine Boonen, Yvan Bruynseraede, Herman Candries, Gui Celen, Richard Celis, Rita Cuypers, Jos Daniels, Luc De Bruyckere, Christine De Canniere-Meerts, Marc De Clercq, Johan De Graeve, Jan De Groof, William De Groote, Luc De Langhe, An De Moor, Johan De Muynck, Camiel De Ranter, August De Ridder, Luc De Schepper, Peter Degadt, Jozef Devreese, Antoon Dieusaert, Roger Dillemans, Willy Duron, Dirk Fransaer, Koen Geens, Georges Heeren, Dirk Heremans, Ria Janvier, Frank Judo, Jan Kerkhofs, Emiel Lamberts, Vaast Leysen, Bart Maddens, Katlijn Malfliet, Harry Martens, Herman-Emiel Mertens, Philippe Michiels, Philippe Muyters, Vic Nachtergaele, Guido Naets, Jef Nuttin, Herman Nys, Mieke Offeciers, Guido Peleman, Danny Pieters, Eric Ponette, Karel Rimanque, Jef Roos, Tine Ruyschaert, Luc Santens, Michaël Scheck, Paul Schoukens, Annick Schramme, Jaak Stokx, Matthias Storme, Robert Stouthuysen, André Van Assche, Hugo Van Damme, Jan Van Den Nieuwenhuijzen, Herman Van Der Wee, Paul Van Orshoven, Carlos Van Peteghem, Josse Van Steenberge, Jos Vandeputte, Urbain Vandeurzen, Louis Verbeke, Ludo Verhoeven, Willy Verstraete, Willy Winkelmans

fis

DE STANDAARD - 13/04/2006

 

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is